In contact staan met jezelf en anderen
Persoonlijke ontwikkeling vindt plaats zolang het lukt om in contact te blijven met jezelf en anderen. Contact houdt in dat je èn aanwezig bent èn op jezelf of een ander kan ingaan. Aanwezig ingaan op jezelf en anderen vormt kortom het hart van persoonlijke ontwikkeling richting flexibiliteit en vrijheid.
Op aanwezige wijze ingaan op jezelf en/of de ander zijn aspecten van wat in de psychologie ook wel mentaliseren genoemd. Mentaliseren over iemand brengt die peroon in beeld. Mentaliseren over een ander maakt hem meer transparant, invoelbaar, beïnvloedbaar. De ander wordt zichtbaar als een denkend, voelend en handelend individu in interactie met zijn omgeving. Je voelt al mentaliserend aansluiting bij de ander en zijn belevingswereld. Zo ook word je zelf, voor jezelf en de ander, meer zichtbaar, invoelbaar enzovoort, zodra je meer in contact komt met jezelf. Zodra mentaliseren daarentegen niet meer lukt, raakt de ander uit beeld en verlies je voeling met hem. Zodra mentaliseren stopt, zodra je uit contact met jezelf en anderen raakt, wordt je rigide en onvrij.
Mentaliseren is een proces dat deels onwillekeurig verloopt, deels ook een eigen inspanning vraagt. De beste stimulans om te blijven mentaliseren is de aanwezigheid van een ander die ook blijft mentaliseren. De aanwezigheid van iemand die dat niet meer lukt daarentegen hindert het eigen mentaliseren.
Aanwezig zijn
Je kan in je functioneren afwezig zijn, maar ook aanwezig. Als persoon aanwezig zijn houdt in dit verband in dat je aanwezig bent in je eigen denken en waarnemen, je voelen, en je handelen; dat je grip hebt op deze processen. Wie grip heeft op zijn denken, kan ook zijn aandacht erbij houden wanneer iets hem niet interesseert. Grip hebben op je doen en laten betekent dat je je kan zetten tot waar je geen zin in hebt. Grip tenslotte op je voelen houdt in dat je gevoelens bij jezelf kan toelaten, die je liever niet zou voelen.
Je kan het aan jezelf merken of je al dan niet er bij bent en grip hebt op jezelf. En zoals je dat aan jezelf kan merken, zo kan je ook aan een ander waarnemen in hoeverre hij aanwezig is, of niet. Iemand die afwezig is, maakt een andere indruk dan iemand die er helemaal is.
Het is niet vanzelfsprekend om er steeds met je aandacht bij te zijn, met je gevoel of in je doen of laten. Er zijn voordurend momenten waarop je je laat afleiden, of je gedachtengang op z’n beloop laat; waarop je je laat leiden door waar je zin in hebt of juist geen zin in hebt; en je je in je emoties maar een beetje laat gaan zonder gevoelens werkelijk toe te laten.
Je kan je op zo’n moment niet meer vanuit jezelf richting geven. Je laat jezelf min of meer leiden door de sterkste prikkel. Wat het meest aan je trekt, bepaalt dan de gang van je gedachten, van je handelingen of je emotionele uitingen. Je bent dan niet meer helemaal flexibel of innerlijk vrij. Dat je dit niet voortdurend bent, is weliswaar volstrekt normaal. Toch kan het van belang zijn om je te kunnen herpakken in je denken, voelen, en handelen. Je neigingen zouden je anders kanten op kunnen trekken die je misschien echt niet wil.
Dat gaat niet vanzelf. Het kost moeite om je aandacht te concentreren als iets je niet erg interesseert; om je ergens toe te zetten waar je geen zin in hebt; of om emoties toe te laten bij jezelf die niet aangenaam voelen.
Samengevat houdt aanwezig zijn de volgende drie vaardigheden in. Deze worden hieronder nader uitgewerkt.
- met je aandacht erbij kunnen blijven
- je ergens toe kunnen zetten
- gevoelens kunnen toelaten
1. Met je aandacht er bij kunnen blijven:
Aandachtigheid houdt in hoofdzaak in dat je geconcentreerd je aandacht probeert te houden bij een onderwerp. Je laat je daarbij je niet afleiden of probeert althans afleiding te negeren. Als dit toch gebeurt, is het van belang je dit te realiseren en dan terug te keren naar het onderwerp.
Aandachtigheid is belangrijk om tot vrijheid en flexibiliteit te kunnen komen. Wanneer je voortdurend afdwaalt van een onderwerp, kan je er ook niet verder mee komen.
Het kan helpen om je af te vragen waarom het niet lukt om je aandacht bij een bepaald onderwerp te houden. Het kan zijn dat het met dat specifieke onderwerp te maken heeft. Je concentratie zal toenemen zodra je de beladenheid van dat onderwerp hebt weten te verminderen.
Het kan daarnaast zo zijn dat je vermogen tot concentratie enige versterking behoeft. Aandachtigheid is als een spier die je kan versterken door training. Dit zet evenwel pas zoden aan de dijk wanneer je regelmatig jezelf concentreert ergens op. Het komt er daarbij op aan dat je de inspanning tot concentratie vanuit jezelf opbrengt. Dat is met name mogelijk wanneer het onderwerp waarop je je concentreert niet erg interessant is. Boeiende onderwerpen roepen als het ware je concentratie vanzelf op, waardoor je deze niet vanuit jezelf hoeft op te brengen.
Zodra het je lukt enigermate je aandacht zelf te richten, zal je merken dat dit een gevoel van innerlijke stevigheid geeft.
Oefening in aandachtigheid (concentratie)
Deze onderstaande oefening kan je dagelijks doen gedurende b.v. 2 minuten of langer per keer.
Je kiest een neutraal, wellicht weinig interessant onderwerp. Bijvoorbeeld een gebruiksvoorwerp zoals een theekopje of een potlood. Je denkt gedurende de duur van de oefening uitsluitend na over het gekozen onderwerp. Zodra je afdwaalt, keer je terug naar het onderwerp en vervolg je je gedachtengang erover.
Je kan een tijdlang hetzelfde onderwerp aanhouden, bijvoorbeeld gedurende een week. De ervaring leert dat het dan steeds moeilijker wordt om er aandacht voor op te blijven brengen. Je interesse in het onderwerp neemt wellicht na verloop van tijd af. Daardoor echter komt het steeds meer op je eigen inspanning aan om je aandacht gericht te houden. Je vermogen om je te concentreren groeit aan die inspanning.
2. Je ergens toe kunnen zetten
Hiermee wordt bedoeld dat je ook daadwerkelijk uitvoert wat je je voorneemt te gaan doen. Het gaat erom te doen wat je tegen jezelf zegt om te gaan doen. Het volstaat niet om slechts te bedenken wat goed zou zijn om te gaan doen, b.v. met een taak beginnen. Het komt er op aan dat je dit ook doet.
Het is daarbij ook een aspect van discipline om na te laten wat misschien aan je trekt om te doen, zonder dat je daar achter staat. Het is essentieel om min of meer impulsief gedrag te kunnen afremmen. Dan wordt het ook beter mogelijk om het stemmetje in jezelf te horen dat je zegt wat nu aan de orde is.
De ontwikkeling van het één gaat niet goed zonder het ander: alleen voor zover je het opbrengt om je tot het één te zetten, zal het lukken om het ander na te laten. Vice versa geldt ook dat het nalaten van het één helpt om de kracht op te brengen voor het ander.
Om zelfdiscipline op te brengen volstaat het niet dat je slechts je best doet. Gedisciplineerde activiteit vraagt dat je meer doet dan alleen je best. Het gaat er tenslotte om dat je tegen de stroom in daadwerkelijk overgaat tot activiteit.
Het kan in de interactie met een ander louter een kwestie zijn van zelfdiscipline om te komen waar je wilt zijn. Het kan zo voorkomen dat je er tegen op ziet om iemand te bedanken, of juist de waarheid te zeggen, of iets te vragen. Dan kan allerlei innerlijk verzet er tegen opkomen om je uit te spreken. Het vooruitzicht van mogelijk afwijzende reacties, onprettige interacties of allerlei gevoelens van moedeloosheid kunnen dan je afremmen. Ook b.v. het idee je niet goed te kunnen verwoorden als het er op aan komt, kan ertoe verleiden om er maar niet aan te beginnen. Op zo’n moment is het essentieel om zelfdiscipline te tonen en je niet door je gevoel te laten leiden, maar door je verstand. Je gevoel zegt je het er bij te laten zitten. Je verstand zegt je dat het niet uitmaakt hoe je het zegt, als je het maar zegt.
Oefening in het contact met een ander het één doen en het ander laten
- Kies een bepaalde omstandigheid waarin je verkeert met een bepaald persoon.
- Is er iets wat je te zeggen hebt in het contact met deze persoon?
- Is er iets in het contact wat je wilt nalaten met deze persoon?
- Wat maakt het moeilijk om te zeggen wat je wilt zeggen?
- Wat maakt dat je doet wat je eigenlijk niet wil doen?
- Waartoe leidt het om niet te zeggen wat je zou moeten zeggen, maar wel te doen wat je zou moeten laten?
- Waartoe zou het leiden wanneer je zou zeggen wat je hebt te zeggen en zou nalaten wat je niet wil doen?
- Wat kan je helpen om jezelf te kunnen zetten tot wat je wilt, of je te beletten wat je niet wilt?
Een oefening in discipline
Deze oefening kan je dagelijks een keer of vaker doen.
Je kiest een overzichtelijke, korte handeling, die je verwacht ook werkelijk te kunnen uitvoeren. Bijvoorbeeld je veters opnieuw strikken. Je neemt je voor deze handeling dagelijks op een bepaald moment te gaan uitvoeren. Wanneer dit tijdstip eenmaal is aangebroken, voer je de handeling uit. Je zal merken dat je vermogen om jezelf te volgen toeneemt na verloop van tijd.
Het is de kunst om deze oefening keer op keer te blijven doen, ook als de lol er vanaf is. Elke keer als het lukt om te doen wat je tegen jezelf zegt, word je een beetje sterker. Daarom is het essentieel een handeling te kiezen die je naar verwachting ook werkelijk zal uitvoeren. Een handeling die je uiteindelijk niet uitvoert, levert niets op. Is het echter gelukt om jezelf ergens toe te zetten, dan gaat hier een activerende werking van uit. Hierdoor wordt het gemakkelijker om ook een volgende opdracht van jezelf werkelijk tot uitvoering te brengen.
De gekozen handeling kan dus niet klein of eenvoudig genoeg zijn. Daar komt bij dat je zal merken dat de inspanning, die het kost om dit vol te houden, na verloop van tijd vanzelf behoorlijk zal toenemen.
Zo’n handeling kan je net zolang blijven volhouden als je je voorneemt. Bijvoorbeeld gedurende een week of een maand. Daarna kan je weer een andere handeling uitkiezen.
3. Gevoelens kunnen toelaten
Het meest cruciale aspect van aanwezigheid heeft betrekking op je gevoel.
Emotioneel evenwicht staat of valt met je vermogen, om de gevoelens die ergens in je omgaan, ook werkelijk bij jezelf toe te laten. Verdriet, boosheid of angst opkroppen en niet willen voelen wat er toch is, verstoort je balans. Het leidt tot op den duur tot meer last. Emoties of gedachten die er niet mogen zijn, gaan uiteindelijk niet weg. Ze blijven bestaan en kunnen verstorend gaan werken. Bijvoorbeeld door tot uitdrukking te komen in de vorm van lichamelijke klachten.
Het kan moeilijk zijn om een bepaalde emotie of gedachte toe te laten. Echter, hoe langer je er mee wacht om een gedachte of een emotie toe te laden, hoe groter deze wordt. Daarom is het van belang om datgene wat je in opkomt zo mogelijk direct toe te laten, ook al is dat pijnlijk. Het betreffende gevoel kan dan gelijk na het ontstaan ervan tot ontspanning komen. Dit is overigens niet de enige reden waarom het zinvol is om gedachten en gevoelens direct toe te laten. Gevoelens en gedachten hebben je iets te zeggen over de situatie waarin je je bevindt. Als je ze niet bij jezelf toelaat, mis je die boodschap. Het zegt iets, als je ergens boosheid of angst bij voelt. Je kan er alleen achter komen wat ergens emotionerend aan is, als je je emotie bij jezelf toelaat. Wat vanzelfsprekend iets anders inhoudt dan je te laten gaan in emoties.
Het toelaten van een emotie creëert een nieuwe, onbekende situatie. Dat vooruitzicht kan behoorlijk beangstigen. Je laat tenminste voor een moment de controle los over wat er in je omgaat. Je weet dan niet helemaal zeker waar het heen zal gaan. Zal deze emotie je zodanig overspoelen dat je er niet meer uit komt? Zullen mensen het niet afwijzen wanneer ze merken dat dit is wat je denkt en voelt? Het kan van belang zijn om voorzorgsmaatreglen te treffen. Bijvoorbeeld wanneer je verwacht dat je je echt helemaal niet goed zal voelen, wanneer je iets gaat toelaten.
Het is een misverstand om te denken dat het volstaat om een bepaalde emotie uitsluitend toe te laten zolang niemand het ziet. De emotie blijft dan toch onopgelost aanwezig in de situatie die hem oproept. Het is een ander misverstand om te denken dat je in één keer van een onprettige emotie af kan komen, door eens flink emotioneel te worden. Een heftige gedachte of emotie is niet altijd in één keer te ontladen. Alles er zo volledig mogelijk uitgooien leidt er alleen maar toe dat je jezelf uitput en je evenwicht verder verstoort. Het is essentieel om ook weer te kunnen stoppen met de beleving van een emotie. Bijvoorbeeld door over te gaan op een heel andere en afleidende activiteit. Dat is te vergelijken met sporten. Je kan jezelf niet in één training in conditie brengen. Ook kan je het vergelijken met een sluis. Wanneer de sluisdeuren open zijn gegaan en het water is gaan stromen, zal toch op een gegeven moment de sluis weer gesloten moeten kunnen worden.
Naast gedachten en gevoelens die je liever niet toelaat en in jezelf weghoudt, zijn er ook altijd wel gedachten en gevoelens die de neiging oproepen om ze juist overmatig toe te laten of naar buiten te laten komen. Dergelijke emoties komen niet tot ontlading als je ze toelaat, maar worden daardoor juist steeds heftiger. Deze emoties kunnen ten behoeve van je emotionele evenwicht juist beter enigszins getemperd worden. Het voegt doorgaans niets toe om ze nog eens extra aan te zetten.
Iemand die zich overgeeft aan een zichzelf versterkende emotie maakt ook een heel andere indruk dan iemand die een emotie bij zichzelf toelaat en laat oplossen. Een zichzelf versterkende emotie zal eerder weerstand oproepen, een emotie die tot oplossing wordt gebracht ontroert eerder.
Samengevat is het de kunst om binnen te houden wat er uit wil, en toe te laten wat zich naar binnen wil terugtrekken; om gelijkmoedig te blijven ten opzichte van wat er in je omgaat.
Het beoefenen van gelijkmoedigheid
Probeer binnen te houden wat er uit wil:
- Identificeer de zichzelf vergrotende emotie die eruit wil
- Identificeer de trigger, de aanleiding van die emotie
- Vang de emotionele uiting met compassie op en demp deze
Toelaten wat zich naar binnen wil terugtrekken:
- Identificeer de emotie die zich wil terugtrekken
- Identificeer begripvol de weerstand tegen het toelaten ervan.
- Realiseer je de waarde van het toelaten van deze emotie.
- Nodig deze emotie uit om tot uiting en in je lijf te komen.
- Laat je niet afstoppen door weerstand, maar forceer jezelf niet.
Ingaan op jezelf en anderen
Zodra het lukt om aanwezig te zijn in je omgeving, wordt het ook mogelijk om op je omgeving (of jezelf) in te gaan. Wat houdt dat in, op jezelf of een ander ingaan?
Elk mens is een individu in wie gedachten en gevoelens omgaan, die zich kan verhouden tot zichzelf en zijn omgeving, en voor wie dingen belangrijk zijn. Op een ander ingaan, houdt dus in dat je in beeld probeert te krijgen wat er in hem omgaat, hoe dat voor hem is en wat daarbij voor hem van waarde is.
Daarnaast heb je te maken met wat die ander laat zien aan gedrag. Aan gedrag liggen drijfveren ten grondslag en met gedrag wil iemand iets bereiken. Dit is het tweede element van het ingaan op iemand: Te verhelderen wat iemand drijft of trekt èn te verhelderen wat hij beoogt.
In de laatste plaats staat iemand altijd in een concrete omgeving èn heeft hij een heel verleden achter zich. Gedachten, gevoelens en gedragingen hangen samen met iemands omgeving in heden en verleden. Ingaan op een ander of jezelf houdt dus in dat in beeld krijgt hoe zijn belevingen en gedragingen samenhangen met de actuele en/of vroegere omgeving waarin hij zich bevindt.
Hoe goed je ook op een ander ingaat, niemand is volkomen voorspelbaar en te doorzien. Mensen zijn ten diepste niet te fixeren in een beeld dat je van ze maakt. Het “Ik” is geen kern die kan worden doorgrond, maar is een ervaring waar je aan kan raken. Menselijk contact vraagt om permanente onbevangenheid, om een niet-wetende houding.
Om iemand op onbevangen wijze te leren kennen is een zekere bewuste kritiekloosheid noodzakelijk. Om iemand te kunnen zien staan, is het nodig om zonder voorbehoud positief, begripvol, validerend op hem in te kunnen gaan.
Zo op een ander te gaan, vraagt dat je weerstand weet te bieden aan alles wat je daarvan afbrengt. En de draad weer weet op te pakken, zodra je uit contact bent geraakt. Alleen als je met vallen en opstaan vol weet te houden, kan je iets bereiken. Dat kan je een vorm van trouw aan de ander noemen. Trouw is een voorwaarde voor contact.
Op een ander ingaan kent zodoende drie aspecten: Het opbrengen van begrip; onbevangen, niet-wetend zijn; trouw in de zin van volhardend zijn, van geen opgeven weten. Deze drie aspecten worden hieronder nader uitgewerkt.
1. Begrip opbrengen
Het is altijd mogelijk om iets respectvol te begrijpen; om te snappen waarom iets is zoals het is, of waarom het gaat zoals het gaat. Hiervoor maakt niet uit wat zich voordoet. Of het nu gaat om het gedrag dat iemand laat zien, of een gedachte die je ergens bij hebt, of een ander soort iets. Bijvoorbeeld luistert een collega onoplettend en gapend naar je verhaal. Dat kan irriteren. Wellicht verandert je beleving van zijn gedrag zodra je je realiseert dat hij thuis een pasgeboren baby heeft met slaapproblemen. Het werkt bevrijdend om begrepen te worden en het kan ook evenzogoed bevrijdend voelen om begrip op te brengen voor jezelf of een ander.
Je komt anders tegenover de dingen te staan, zodra het lukt om ze in het juiste licht te zien. Met andere woorden, dingen gaan er anders uit zien zodra je ze in samenhang met de omstandigheden kan zien. Zodra het lukt om je respectvol te kunnen voorstellen waarom iemand doet wat hij doet, vallen puzzelstukjes op hun plaats. Je laat de ander direct meer in zijn waarde, wanneer je hem beter snapt. Je bekijkt de dingen niet langer uitsluitend vanuit je eigen perspectief. Er ontstaat begrip voor iemands gedrag zodra je je kan verplaatsen in zijn situatie. De mogelijke drijfveren achter (onprettig) gedrag kunnen invoelbaar en begrijpelijk worden.
Dit werkt overigens niet alleen zo voor het gedrag van een ander, maar ook dat voor dat van jezelf. Het kan bevrijdend zijn om dingen van jezelf te begrijpen.
Voorbeelden van gedragingen die op het eerste gezicht kunnen afstoten, maar bij nader inzien goed te begrijpen, zijn de volgende. Iemand komt te laat voor een afspraak. Het blijkt dat hij erg opzag tegen die afspraak en alles aangreep om nog maar niet te hoeven gaan. Iemand zegt misschien uit onhandigheid iets op kwetsende wijze, maar hij had het werkelijk oprecht steunend bedoeld. Iemand houdt bij tandartsbezoek zijn angst eigenlijk totaal niet in de hand, sinds hij als kind enorm pijn heeft geleden bij de tandarts.
Voortdurend komen gedachten en gevoelens op vanuit je eigen perspectief. Sommige dingen trekken je vooral aan, andere stoten je meer af. Naarmate je je meer overgeeft aan je eigen invalshoek op de dingen, komen de verhoudingen scherper te liggen. Je verhardt dan in jezelf steeds meer tegenover wat je als negatief ervaart; en je verliest jezelf in de overgave aan wat aantrekkelijk voelt. Zo echter wordt je een speelbal van je eigen sympathieën en antipathieën. Je omgang met anderen kan op die manier helemaal bepaald worden door aantrekking of afstoting. Hoe sterker de antipathie of sympathie wordt, des te sterker innerlijk tegenwicht nodig is om vrij en flexibel te blijven. In het oog te kunnen houden wat niet prettig is, is moeilijk wanneer je jezelf bent verloren in wat prettig voelt. Als je de neiging voelt om je een beetje te laten bedwelmen door wat je als positief ervaart, is het dan ook zinvol om daar terughoudend bij te kunnen blijven. Aan de andere kant vraagt het om positiviteit om je niet te laten afsluiten door het negatieve dat je ergens aan kan ervaren. Dat gaat alleen door je aanvankelijke antipathie te kunnen laten voor wat ze is. Je kan dan daarbij oog houden voor het positieve dat er ook altijd wel is naast het negatieve. Iemand is nooit alleen maar een naar of anderszins negatief persoon. Zelfs gedrag dat je vervelend vindt, heeft ook altijd wel een positief element in zich. Het is de kunst om steeds het positieve te blijven onderkennen. Sowieso is een positieve houding voorwaarde om begripvol te blijven. Dat is niet altijd makkelijk, maar wel steeds zinvol. Om vrij met de dingen om te kunnen blijven gaan, is dit zelfs een noodzakelijke inspanning.
Je eigen sympathieën, antipathieën en oordelen hangen samen met je eigenbelang. Ze zeggen dan ook vooral iets over jezelf. Zodra het lukt om de dingen begripvol tegemoet te treden, gaan je sympathie of antipathie meer zeggen over de dingen waar ze betrekking op hebben. In plaats van vooral over jezelf.
Het is niet haalbaar om werkelijk begripvol of positief te zijn, zonder je eigen subjectieve gevoelens en je eigen subjectieve invalshoek te kunnen hebben. Bijvoorbeeld omdat je die gevoelens en gedachten als sociaal onaanvaardbaar afwijst.
Met andere woorden: Het heeft weinig zin om begrip of positiviteit wel voor het ene, maar niet voor het andere te willen opbrengen. Iemand brengt bijvoorbeeld misschien begrip op voor bepaald gedrag van een ander. Hij komt echter niet tot begrip voor zijn eigen boosheid over dat gedrag. Zijn eigen boosheid mag er niet zijn, kan daardoor niet tot uiting worden gebracht en ook niet oplossen. Er blijft dan iets dwars zitten onder een laag van begrip en positiviteit. Zoals het onderste bord dat scheef ligt onderaan een hele stapel borden. Zulke selectieve tolerantie leidt tot niets. Je wordt op rigide en onvrije wijze begripvol en positief. Werkelijk begrip komt echter voort uit innerlijke vrijheid.
Het is ook voelbaar voor jezelf en anderen, wanneer onder een laag van positiviteit en begrip nog heel andere gevoelens schuil gaan.
Tolerantie kan je als volgt samenvattend omschrijven: Alles wat zich voordoet, heeft ook een andere kant waar je begrip voor kan opbrengen als je de omstandigheden maar betrekt. In een bredere samenhang bezien is ook altijd aan iets of iemand een positieve kant te ontdekken. Niets of niemand is alleen maar negatief. Echte tolerantie, dat wil zeggen begrip en positiviteit, ontstaat evenwel slechts voor zover je daarbij in contact kan blijven met jezelf, met je eigenbelang.
Oefening in tolerantie
- Beschrijf iets van jezelf of van een ander waar je weleens tegen aan loopt.
- Ga na wat je hier heel negatief en/of niet-kloppend aan vindt.
- Ga na in hoeverre dit oordeel of gevoel een vorm is van rigiditeit en innerlijk onvrij voelt.
- Probeer eens iets te bedenken van dezelfde persoon wat daarentegen wel echt positief is. Zodanig dat het negatieve dat je voelt niets afdoet aan het positieve dat je in deze situatie kan beleven bij deze persoon.
- Hoe beïnvloedt deze positiviteit je negativiteit?
- Bedenk een achtergrond of een omstandigheid waarin dit vermeend negatieve van de ander of jezelf juist passend is. Zodanig dat je begripvol kan respecteren dat dit zo optreedt.
- Ga na of dit begrip je aanvankelijke kijk op de zaak beïnvloedt.
2. Onbevangen (niet-wetend) blijven
Het is altijd mogelijk om onbevangen op iets of iemand in te gaan. Je leert de ander dan kennen. Zoals je tot begrip voor iemand kan komen door zijn omstandigheden te betrekken, zo kan je tot begrip van iemand komen door niet-wetend op hem in te gaan.
Onbevangenheid houdt in dat je je belangstellend openstelt voor wat zich voordoet. Je richt je aandacht op de ander. Je luistert zonder te proberen met een reactie er tussen te komen. Je volgt wat iemand zegt of doet, en je wacht af wat er komt. (Innerlijke) tegenspraak, kritiek of oordeel houd je terug. Je eigen spoor laat je los en je beweegt mee. Je probeert belangstellend inzicht te krijgen in wat de ander bedoelt en doet. Dat is steeds de moeite waard. Het verbreedt je horizon zodra het lukt om van je eigen idee af te stappen en werkelijk te luisteren wat een ander zegt. Je blijft dan steeds in contact met wat zich voordoet en gaat er niet aan voorbij. Nieuwe waarnemingen, ideeën of andere ervaringen blijven zo mogelijk. Zo’n onbevangen ingaan op de ander wordt ook wel de niet-wetende houding genoemd.
Onbevangenheid hangt samen met het besef van wat je niet weet. In elke situatie is er bij alles wat je weet ook altijd wel iets wat je niet weet. Iets waarvan je bij nader inzien feitelijk niet weet hoe het zit. Niettegenstaande alles wat je wel weet. Dat is ook het geval in situaties die heel saai of voorspelbaar zijn geworden. Besef van wat je niet weet kan nieuwsgierig maken en een onderzoekende houding wekken. Vragen kunnen worden opgeroepen en je interesse worden gewekt. Je wordt benieuwd naar wat er komt. Besef van wat je niet weet maakt je ontvankelijk voor nieuwe inzichten. In je niet-weten is ruimte voor bijstelling van het beeld dat je ergens van hebt. In elke situatie, hoe bekend ook, kan je zo tot nieuw inzicht komen. Gerichtheid op wat je niet weet maakt steeds opnieuw ervaringen mogelijk die je verassen en die je niet had zien aankomen.
Het is bijvoorbeeld altijd mogelijk om tot een vraag te komen waar je bij voorbaat het antwoord echt niet op weet. Bijvoorbeeld, er gaat een gedachte of een gevoel in jezelf om, maar je weet misschien niet direct waardoor die gedachte of dat gevoel is opgeroepen. Was het iets wat zich buiten je zag of hoorde? Was de aanleiding een andere emotie of gedachte, die inmiddels alweer (bijna) uit je bewustzijn is verdwenen? Of je ziet of hoort iets, maar je merkt ook dat je het niet precies kan duiden. Het kan een beweging zijn die iemand maakt, of een bepaalde toon in iemands stem. Je beleeft er iets aan, maar je weet niet direct wat. Of iemand zegt iets, maar je begrijpt eigenlijk niet helemaal wat hij daarmee wil zeggen. Of je snapt wel wat hij bedoelt, maar niet wat voor hem de aanleiding is om er nu over te beginnen. Of je hoort iemand iets zeggen, terwijl je iets heel anders had verwacht. Zodra het lukt om in het oog te krijgen wat je niet weet, kan je onbevangen op de ander ingaan en je inzicht verdiepen.
Onbevangen kunnen ingaan op wat zich voordoet in het besef van wat je niet weet is wat hier onder (zelf)vertrouwen wordt verstaan. Dat is een aspect van innerlijke vrijheid en flexibiliteit.
Onbevangenheid opbrengen is een doel op zichzelf. Niet-weten schiet door op het moment dat je onderzoekende houding een functie krijgt, b.v. om niet stil te hoeven staan bij jezelf. Niet-wetende vragen worden dan een vorm van vermijding van onprettige emoties. Iemand kan bijvoorbeeld zich eindeloos blijven afvragen waarom een ander heeft gedaan wat hij heeft gedaan. Terwijl onder die schijnbaar open vraag misschien vooral verstikt verdriet of boosheid schuil gaat. Het is uiteraard ook geen vorm van niet-weten om een schijnbaar open vraag te stellen om daarmee de ander naar een bepaald antwoord te leiden. Bijvoorbeeld omdat je iemand op een bepaald idee wil brengen.
Samengevat kan je altijd onbevangen ingaan op wat zich voordoet. Er is altijd wel iets wat je niet weet, afgezien van alles wat je wel weet. Je houdt dan het midden tussen je ervaring enerzijds en nieuwe indrukken anderzijds. Dit vraagt om in het oog te houden wat je niet weet, je eigen spoor te verlaten, mee te bewegen en je open te stellen voor wat zich voordoet. Je interesse kan daardoor steeds opnieuw worden gewekt, je horizon wordt verbreed en je ervaringen raken verdiept. Het (zelf)vertrouwen dat je zo ontwikkelt is een aspect van innerlijke vrijheid en flexibiliteit.
Oefening in niet-weten:
- Neem een situatie in gedachten waarin je niet nieuwsgierig bent, omdat je al weet hoe het zit.
- Ga na in hoeverre je niet meer echt de dingen op je laat inwerken, maar bij voorbaat probeert te plaatsen; hoe je de feiten of de mensen niet meer laat spreken maar (innerlijk) bespreekt of tegenspreekt.
- Probeer te verhelderen wanneer je je afsloot en waardoor.
- Ga na in hoeverre je ‘weten’ een vorm is van rigiditeit en een gevoel van onvrijheid geeft aan jezelf en vermoedelijk ook aan de ander.
- Ga na wat je niet-weet, wat nieuw, onbekend of onverwacht is in deze situatie.
- Formuleer een relevante vraag waar je bij voorbaat echt niet het antwoord op weet en waar je echt benieuwd naar bent.
- Ga na of je tot een nieuw inzicht bent gekomen en je gevoel van vrijheid en flexibiliteit is toegenomen.
3. Volharden
Zoals je steeds met discipline jezelf ergens toe kan zetten, zo is het ook mogelijk om jezelf volhardend op het spoor te houden. Er gebeuren constant dingen die je uit je baan kunnen trekken en verleiden om op te geven. Het is de kunst om dan de harmonie te bewaren en vol te houden met wat je al deed: je aandacht erbij houden, doen wat je te doen staat, binnen houden wat eruit wil en toelaten wat zich naar binnen wil terugtrekken, positief en begripvol blijven, niet-wetend en open.
Vrij en flexibel functioneren is alleen mogelijk wanneer je er in volhardt om te
blijven mentaliseren.
Aanwezig zijn gaat niet zonder in te gaan op jezelf of een ander
Contact vraagt erom dat je aanwezig bent èn ook kan ingaan op jezelf of een ander. Aanwezig zijn zonder op een ander in te gaan geeft nog geen contact. Evenmin komt contact tot stand als je op een afwezige manier op een ander ingaat. Weliswaar kan dat zo lijken.
Bijvoorbeeld wanneer je je begripvol toont over iemands gedrag, echter zonder dat je met je gevoel erbij aanwezig bent. Begrip zonder gevoel is als een lege huls. Het kan ertoe dienen om je gevoel te vermijden. Van oprecht begrip kan pas sprake zijn zolang je werkelijk met je gevoel aanwezig bent. Begrip is onvoorwaardelijk. Er is geen sprake van werkelijk begrip zolang je afstand moet houden tot je gevoel om begripvol te kunnen blijven. Begrip voor een ander met daarbij contact met je gevoel zal weer gaan zonder een positieve en begripvolle houding ten opzichte van jezelf. Begrip mèt je gevoel erbij gaat niet zonder begrip vóór je gevoel.
Wie bijvoorbeeld begrip probeert te hebben voor het gedrag van een ander, maar niet wil toelaten bij zichzelf dat zijn gedrag hem boos maakt en verdriet doet, zal niet ver komen. Pas zodra je ingaat op je eigen verdriet of boosheid, zal je tot het emotionele evenwicht kunnen komen dat nodig is voor het opbrengen van begrip voor de ander.
In feite bouwen alle zes genoemde zes processen op elkaar voort. Aandachtigheid, d.w.z. het vermogen om je aandacht te richten, vormt de basis. Hierop bouwt het vermogen voort om jezelf te zeggen wat je te doen staat. Dit maakt het mogelijk om het op te brengen om de rem te zetten op emoties die al maar groter worden; en om je er toe te zetten om emoties toe te laten die je liever niet toe zou laten. Balans tussen remming en ontlading maakt het mogelijk begripvol te blijven en vervolgens ook onbevangen en vol (zelf)vertrouwen.