Ga naar de inhoud

Het pillenprobleem, Dick Bijl

Dick Bijl werkte jarenlang als huisarts en als epidemioloog bij gezaghebbende instituten als het Geneesmiddelenbulletin.

De ondertitel van het boek luidt: Waarom zoveel mensen medicijnen gebruiken die niet werken en niet helpen?
In dit boek worden onder meer verschillende groepen psychofarmaca besproken. Zoals antipsychotica, antidepressiva en kalmerende middelen. Op basis van een gedegen wetenschappelijke onderbouwing wordt verhelderd wat je van het gebruik ervan kan verwachten… en wat niet.
Dat Dick Bijl veel tegenwerking en afkeuring ondervindt, hoeft helaas niet te verbazen. Ik zou zeggen, oordeel zelf en doe je voordeel met dit boek.

De introductie en inhoudsopgave van het boek vind je hier.

 

 

 

Voorwoord uit Het pillenprobleem

Betrouwbare informatie over geneesmiddelen is steeds moeilijker te verkrijgen. Niet alleen voor patiënten, maar ook voor artsen. Informatie moet geput kunnen worden uit objectieve en onafhankelijke bronnen, maar die zijn zo vervuild geraakt door financieel belanghebbenden dat ook artsen vaak door de bomen het bos niet meer zien. De marketing van geneesmiddelenproducenten verspreidt op grote schaal misleidende en gemanipuleerde gegevens. Hun communicatiedeskundigen bewerken de geneesmiddelen- markt. Zij zijn gespecialiseerd in het naadloos samensmelten van informatie en reclame zodat Dichtung und Wahrheit niet meer te onderscheiden zijn. Ze gebruiken beelden en emoties die aan onze ratio voorbijgaan en zetten denkrichtingen en belevingswerelden naar hun hand.

Jaarverslagen van farmaceutische bedrijven laten zien dat de wereldjaaromzet aan geneesmiddelen 1200 miljard dollar bedraagt. Grote ondernemingen die intensief marketing bedrijven, nemen daarvan 550 miljard dollar voor hun rekening. Afhankelijk van de methode van toerekening wordt 20 tot 30 procent ingezet voor marketing, ofwel 110 tot 165 miljard dollar. Dat betekent dat iedere werkdag ruim 500 miljoen dollar aan beïnvloeding wordt besteed. Een bedrag dat elk voorstellingsvermogen te boven gaat en waar- mee zij wereldwijd onderzoek, nascholing, voorschrijfgedrag en wetenschappelijke literatuur naar de hand van f inancieel belanghebbenden kunnen zetten. Het businessmodel drijft op deze allesomvattende invloed.

Vanwege het ‘gunstbetoon’ door producenten verlenen ook artsen medewerking aan farmamarketing. Ze be- werken de publieke mening, de overheid, de politiek en de toezichthouders. Ze maken deel uit van commissies die beslissen over toelating van geneesmiddelen. Als sprekers tijdens nascholingen en op congressen zetten zij collega-artsen op het verkeerde been. Zij bieden patiën- tenverenigingen gratis hun diensten aan als adviseur en ondersteuner. Vanuit die positie bedrijven ze promotie voor nieuwe dure medicijnen en oefenen zij pressie uit om geneesmiddelen vergoed of versneld toegelaten te krijgen. Specialistische richtlijncommissies bestaan grotendeels uit artsen die bindingen hebben met farmaceutische bedrijven. Hoogleraren van de ‘ondernemende universiteit’ zijn voor hun onderzoek afhankelijk geworden van farmaceutische bedrijven. Onwelgevallige uitlatingen over medicijnen zijn daarmee taboe. Hoogleraren zwijgen daarom als zij zouden moeten spreken. En zij spreken als zij zouden moeten zwijgen want hulp bij marketing is een probaat middel om onderzoekfinanciering te verwerven. Met dat alles hebben farmaceutische bedrijven vrij spel gekregen.

In de Verenigde Staten moeten beloningen van artsen gemeld worden op grond van de Sunshine Act. Dat beloopt jaarlijks miljarden dollars voor tienduizenden artsen. Nederland publiceert ze in het Transparantieregister. In 2018 ging € 7,2 miljoen naar individuele zorgverleners en € 51,8 naar zorginstellingen, samenwerkingsverbanden van zorgverleners en patiëntenorganisaties, maar dat is de top van de ijsberg. Veel bedragen hoeven niet te worden gemeld of worden via andere routes gesluisd. Niet meldplichtig zijn de tientallen reclamebureaus die (godbetert) Nederlandse artsen massaal gratis nascholen en daarmee misleidende informatie verspreiden. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) bevestigde op 17 mei 2018 nog eens in haar weekblad Me- disch Contact dat commerciële nascholing past binnen haar regelgeving: ‘De huidige regelgeving van de beroepsgroep en overheid sluit farmaceutische bedrijven niet uit als financier van nascholing die meetelt voor herregistratie’. Dit laatste betekent dat de KNMG het volgen van niet-onafhankelijk onderwijs beloont met nascholingspunten en zo deelname eraan bevordert.

Op welke wijze zou de haast onbegrensde macht van farmaceutische bedrijven kunnen worden ingetoomd? Die macht berust geheel en al op hun vrijwel onbeperkte finan- ciële armslag die wordt ontleend aan patenten en aan de manier waarop zij daarmee omgaan. Intomen van die haast onbegrensde macht vereist daarom aanpak van die patenten. Forse verkorting van de patentduur zou uiterst effectief zijn en van alle mogelijke maatregelen het minst vatbaar voor de juridische en andere krachten die de farmaceutische industrie ad libitum kan mobiliseren. Praktisch gesproken is verkorting van de patentduur relatief eenvoudig uitvoerbaar. Het is een eenduidige maatregel waarvoor politieke wil het belangrijkste ingrediënt is. Nationale belangen spelen daarbij een belangrijke rol. Andere effectieve aangrijpings- punten zijn er eigenlijk niet. De farmaceutische industrie kent nauwelijks tegenspel en de wel aanwezige krachten zijn niet op elkaar afgestemd.

De zorgvuldig gecreëerde mythe dat we nieuwe genees- middelen te danken hebben aan de farmaceutische industrie weerhoudt velen van daadkrachtig optreden. Hoge winsten zijn immers nodig voor de ontwikkeling van nieuwe medicij- nen, nietwaar? Op die boodschap tamboereert de marketing al decennialang omdat de bereidheid van de samenleving om veel voor medicijnen te betalen, daarmee staat en valt.

De kern van vrijwel alle innovaties is echter te danken aan universitaire en andere onderzoekers en wordt als regel ontwikkeld met publiek geld. Producenten hebben een goede neus voor winstgevende innovaties, kopen die op, ontwikkelen ze verder en brengen ze op de markt. Zelf doen ze geen basaal onderzoek. Nieuwe medicijnen hebben wij dan ook niet te danken aan Big Pharma. Research gericht op gezondheidszorg in plaats van, zoals nu, op winstmaxima- lisatie, zal ongetwijfeld leiden tot méér basaal onderzoek en méér farmacotherapeutische doorbraken. Dat kan bereikt worden door verlegging van de immense geldstromen naar universiteiten en andere onderzoekinstituten.

Gelukkig trachten onafhankelijke wetenschappers en publicisten tegenwicht te bieden tegen de commerciële desinformatie. Het Geneesmiddelenbulletin (GeBu) is daar in Nederland de afgelopen vijftig jaar de belangrijkste representant van. Tot voor kort was hoofdredacteur Dick Bijl, auteur van dit boek, daar vele jaren het boegbeeld van. Goed onderbouwde evaluaties van geneesmiddelen hebben het blad een gedegen reputatie bezorgd. Daarmee werd het een houvast en leidraad voor praktiserende artsen te midden van veel misleiding. Onbewezen effectieve en onbewezen veilige geneesmiddelen liepen regelmatig stuk op het bulletin. Die geneesmiddelen werden niet zelden later van de markt gehaald omdat mensen overleden aan bijwer- kingen. Het antidiabeticum rosiglitazon (Avandia) kostte bijvoorbeeld 47.000 mensen het leven, aldus een medische onderzoekscommissie van de Amerikaanse Senaat. Het werd in 2010 van de markt gehaald. De omzet piekte toen boven de 10 miljard dollar. Dick Bijl bespaarde met zijn bulletin ons land veel leed en onnoemelijk veel geld, simpel door zich te bepalen tot de feiten en als een rots in de branding ongevoelig te zijn voor marketinggeweld.

De overkoepelende geneesmiddelenverkoop- en lob- byvereniging in Nederland heeft er alles aan gedaan om de invloed van Dick Bijl en zijn bulletin te breken. Met name de subsidie van de overheid was doelwit. Het gevolg was dat drie opeenvolgende ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het bestaansrecht van het bulletin ter discussie stelden. Felle reacties van artsen voorkwamen opheffing. Het bulletin leidt financieel echter nog altijd een marginaal bestaan met onvoldoende armslag.

Dick Bijl maakt u deelgenoot van het wankele bestaans- recht van veel geneesmiddelen. Gebrek aan bewijs van werkzaamheid en gebrek aan oog voor bijwerkingen lopen daar als een rode draad doorheen. Marketing positioneert geneesmiddelen zonder uitzondering veel te gunstig. Alleen de, veelal onbewezen, heilzame effecten worden uitvoerig in de schijnwerpers geplaatst. Bijwerkingen blijven onbelicht en raken daarmee uit het zicht.

Ook besteedt hij aandacht aan de versnelde toelating van nieuwe geneesmiddelen. Met succes voerde de geneesmiddel- verkoopvereniging Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (voorheen Nefarma) de afgelopen decennia een intensieve lobby voor die versnelde toelating. Overheid en politiek werden niet aflatend bewerkt met verhalen over stroperige toelatingsprocedures, miljarden ontwikkelingskosten en patiënten die te lang verstoken bleven van hun nieuwe levensreddende medicijnen.

Financiële jaarverslagen laten echter zien dat farmaceu- tische bedrijven maar enkele procenten van hun omzet besteden aan innovatie en het tienvoudige daarvan aan marketing. Analisten tonen aan dat ze gemiddeld 13 pro- cent van de omzet besteden aan Research & Development (onderzoek & ontwikkeling). Slechts een klein deel van die 13 procent wordt gebruikt voor innovatie. De rest gaat naar ontwikkeling van me-too-preparaten, f inanciering van onderzoek door mensen die behulpzaam zijn bij marketing en naar seeding trials. Die zaken hebben niets van doen met innovatie. Aan marketing wordt als gezegd gemiddeld 20 à 30 procent van de omzet besteed en het winstpercentage ligt ook rond 20 procent. Dat is exorbitant hoog voor handel en industrie.

Dan die patiënten die verstoken blijven van hun levens- reddende medicijnen. Nieuwe geneesmiddelen zijn per definitie onbewezen veilig en onbewezen effectief omdat ze pas na toelating tot de markt voor het eerst gedurende langere tijd grootschalig getest zouden moeten worden op harde eindpunten. ‘Zouden moeten worden’, want dit gebeurt in de meeste gevallen niet, hoe ongelofelijk ook. Dick Bijl legt het uit in dit boek. Marketing maakt dat artsen die nieuwe, onbewezen veilige en onbewezen effectieve mid- delen meteen massaal voorschrijven. Dat kost mensenlevens, als gezegd. De fabrikanten hebben haast, want de klok van het lucratieve patent tikt door. De versnelde toelating van geneesmiddelen eist nog eens extra slachtoffers. De meeste van deze onvoldoende geteste geneesmiddelen blijken na- melijk achteraf, vaak pas vele jaren later, minder effectief en veilig te zijn dan de bestaande middelen. Dat is inmid- dels uitvoerig gedocumenteerd. Geneesmiddelen moeten daarom niet korter maar langer worden getest alvorens ze worden losgelaten op de mensheid. Versnelde toelating is Russisch roulette met de loop gericht op de patiënt en een voorbeeld van het nietsontziende businessmodel van de farmaceutische industrie.

Hier ligt een belangrijke taak voor patiëntenverenigingen en voor de Consumentenbond met hun Gezondgids. Zij zijn de grote afwezige bij de bescherming van hun leden tegen onvoldoende geteste geneesmiddelen. Dit boek is voor hen verplichte kost.

Financieel-economisch is er dus geen enkele reden voor versnelde toelating van deze onvoldoende geteste geneesmiddelen, maar ook niet voor hoge prijzen van genees- middelen en ook niet voor bevreesdheid dat er geen nieuwe geneesmiddelen meer ontwikkeld kunnen worden. Het zijn sprookjes die planmatig door farmamarketing de wereld in zijn geholpen om buitensporige winsten te rechtvaardigen en in stand te houden.

Dit boek kan een bijdrage leveren aan het groeiende be- wustzijn van de samenleving dat geneesmiddelenland geheel en al wordt beheerst door winstmaximalisatie. In handel en industrie is dat een eerbaar streven. In de farmaceutische industrie heeft het geleid tot onvoorstelbare en inmiddels diepgewortelde wantoestanden. Het misleidend stimuleren van gebruik van dubieus werkzame geneesmiddelen met verdoezelen van bijwerkingen is een van die wantoestanden. Daarover gaat dit boek. Geschreven door een arts-epidemio- loog die decennialang de onderzoekgegevens van medicijnen nauwgezet heeft bestudeerd en erover gepubliceerd.

Hans van der Linde
Huisarts en oud-lid van het College voor Accreditatie Huisartsen (CvAH)