Ga naar de inhoud

overeenstemmen met jezelf (en je omgeving)

Inleiding

Ieder kan direct aan zichzelf ervaren dat hij ergens een individu is dat hij altijd en overal is geweest. Met andere woorden, elk mens is ook een Ik dat buiten tijd en ruimte staat. Vanuit dit Ik-gevoel ben je zowel waarnemer als betrokkene. In de psychologische literatuur wordt het ook wel het ‘waarnemend zelf’ of ‘zelf als agens’ genoemd. 

Niet alleen ben je een blijvend en onveranderlijk individu. Ook ben je een persoon die zich ontwikkelt in de loop van de tijd. Allerlei gedachten en neigingen, gevoelens, enzovoort gaan in je om. In meer of mindere mate veranderen een persoon en zijn belevingswereld in de loop van de tijd.

Je hebt dus zowel een onveranderlijke als een veranderlijke kant. Je bent een Ik, maar ook een persoon. Zodra je toegeeft aan de neigingen die in jou als persoon omgaan, neemt je contact af met het diepere Ik in jezelf. Dat geldt ook voor wie al psychobabbelend keuzes vermijdt. Dat zal het geval bij uitspraken als ‘zo ben ik nu eenmaal’ of ‘ik kan gewoon niet anders’. Zodra het daarentegen lukt om als persoon te functioneren vanuit ‘wie je bent’, ontstaat er een nieuw evenwicht. 

Je kan je eigen persoon ter hand nemen en ingrijpen in je functioneren. Echter, het waarnemend zelf kan alleen vanuit eigen inzet de drijvende kracht en de bepalende factor worden in je functioneren.

In de volgende hoofdstukken wordt beschreven in welke opzichten je persoonlijk functioneren zich kan ontwikkelen en hoe je dat doet. Het betreft achtereenvolgens het vermogen om contact te maken door aanwezig te zijn èn in te gaan op jezelf en anderen; om tot het juiste te komen in de verschillende facetten van je gedrag; om in het heden te staan met je verleden achter je; en om tot harmonie (overeenstemming) te komen met je omgeving en jezelf. Over dit laatste gaat dit hoofdstuk. 

Overeenstemmen met jezelf en anderen heeft drie verschillende aspecten. Elk aspect is een specifieke psychologische activiteit. In hun voortdurende samenhang maken ze harmonie mogelijk, tussen jou en je omgeving èn tussen jou en jezelf. 

Deze drie functies betreffen het vermogen om wat zich aan je voordoet te nemen voor wat het is (te accepteren); om richting te bepalen in het besef van wat je belangrijk vindt en van wat goed voelt; en om daadwerkelijk neer te zetten wie je wilt zijn en wat je wilt doen.

Dit cluster kan je dan ook wel als het meest fundamentele beschouwen van de vier clusters die in dit boek worden beschreven.

Net als voor alle psychologische functies geldt ook voor deze drie dat ze sowieso op  spontane wijze actief zijn. Voor zover je er geen greep op houdt, zal er echter geen harmonie ontstaan. Je laat je dan leiden door de sterkste prikkel,  wordt erdoor aangetrokken of juist afgestoten, en op een manier die bepaald wordt door je omgeving en achtergrond. Harmonie vraagt om een actieve inzet, waarbij je zelf richting  bepaalt, accepteert wat een gegeven is, en verwerkelijkt wie je bent en wat je wil.  

Elke functie binnen een cluster houdt verband met de andere. Elke keuze noopt dan ook tot acceptatie van de consequenties ervan. Wie bijvoorbeeld besluit een uitnodigend gebaar te maken naar een ander, zal bijkomende angst voor afwijzing te accepteren hebben. Ook zal hij daadwerkelijk tot een uitnodigend gebaar moeten zien te komen dat zijn intentie vorm geeft, ook al heeft hij daar geen ervaring mee en geen gevoel bij. 

Evenzo zal de acceptatie van een gegeven erom vragen dat je binnen deze context koers bepaalt en deze ook neerzet. Wie bijvoorbeeld een bepaald gevoel van paniek wil accepteren, zal moeten bepalen waar hij zich mee bezig houdt tijdens deze paniek en hoe. Dit kan inhouden dat hij zich erop concentreert zo rustig mogelijk te blijven onder de paniek; of juist zich concentreert op het voortzetten van de dagelijkse gang van zaken tijdens de paniek en de paniek daarbij min of meer te negeren. 

Wie hoe dan ook zich op een bepaalde manier wil gedragen, zal hier beter toe in staat zijn wanneer hij helder houdt waarom waarom hij dat doet en de consequenties daarvan draagt. Iemand wil bijvoorbeeld niet langer  zijn diepere zieleroerselen delen met een bepaalde persoon. Het zal helpen om te verhelderen waarom hij dat niet meer wil.

Overeenstemmen met jezelf en je omgeving is zoals gezegd het meest basale aspect van innerlijke vrijheid en psychologische flexibiliteit dat in dit boek wordt beschreven. Alle andere aspecten van vrijheid en flexibiliteit leunen op dit vermogen. Het is allesbepalend of je in contact blijft met wat je belangrijk vind en met wat goed voelt, of je kan accepteren wat gegeven is en of je jezelf weet te neer te zetten.

De mogelijkheid tot overeenstemming met jezelf en je omgeving is er steeds. Er zijn geen voorwaarden waaraan eerst voldaan moet zijn. Het hangt enkel en alleen van jezelf af of het lukt of niet. Weliswaar volgt uit acceptatie, uit de gerichtheid op een richting, of uit manifestatie van jezelf dat allerlei andere zaken ook om aandacht zullen vragen. Acceptatie van een gegeven kan emoties oproepen die je zal moeten reguleren. Echter, het is niet zo dat je eerst die emoties dient te toe te laten of juist af te remmen, om pas vervolgens tot acceptatie over te kunnen gaan. Net zomin kunnen ongewenste en onprettige omstandigheden het principieel onmogelijk maken om deze te accepteren. Misschien wil je gevoel niet mee en voelt het als onecht of onprettig, wanneer je jezelf op een bepaalde manier begint te gedragen. Dat wil dan nog niet zeggen dat je er daarom nog maar niet aan moet beginnen.

Wel is het zo dat bijvoorbeeld harmonie niet goed haalbaar zal blijken te zijn, zonder relevante emoties toe te laten. Ook spreekt het voor zich dat de omstandigheden acceptatie zeer moeilijk kunnen maken. Acceptatie is echter steeds mogelijk en voorwaarde om verder te komen met jezelf. Hetzelfde geldt voor het bepalen van wat je wil en voor het neerzetten van wie je bent. Ook hiervoor geldt dat je gedachten en gevoelens kan hebben, die dit moeilijk maken. Het zal dan helpen om hierin orde te brengen. Echter, uiteindelijk zal dan toch nog de stap moeten volgen waar het vanaf het begin af aan op aan komt. 

Een toename van harmonie met je omgeving kan betekenen dat er meer emotionele nabijheid ontstaat. Echter, ook een vergroting van de afstand kan  het gevolg zijn ervan dat je meer in overeenstemming met jezelf of de ander begint te functioneren. Wie een keuze maakt en daarmee een oud patroon doorbreekt, stelt de ander voor iets nieuws. Of er meer nabijheid ontstaat hangt af van de manier waarop die ander daarmee zal omgaan. Voor zover je keuzes kan respecteren, zal de emotionele nabijheid tot elkaar toenemen. Voor zover een ander echter op oude sporen doorgaat en jou niet accepteert zoals je wilt zijn, zal er verwijdering optreden. 

Een jongere wil bijvoorbeeld zijn vleugels uitslaan en zijn eigen leven vorm geven. Zijn moeder verdraagt dit echter niet en wil dat hij vaak contact  houdt en thuis is. Er ontstaat onnodige emotionele afstand hierdoor. Of iemand besluit bijvoorbeeld toch eens uit te spreken wat hij ergens echt van vindt. De ander zet zich erover heen dat dit niet is wat hij had verwacht en gaat echt op de ander in. Dan ontstaat juist nabijheid.

Hieronder volgt een korte beschrijving van elk van de aspecten van overeenstemmen met jezelf en je omgeving.

1. Accepteren

Richting bepalen doe je steeds binnen een bepaalde context. Deze context, de omstandigheden waarbinnen je bepaalt welke kant je op wilt, is iets om te accepteren. Echter, zoals je alleen zelf keuzes kan maken gegeven de context, zo kan je ook alleen zelf vaststellen wat de context is waarbinnen je richting bepaalt. Het komt er dan ook steeds op aan te onderscheiden wat je dient te accepteren als gegeven enerzijds en voor welke richting je kan kiezen anderzijds. 

Iemand voelt in een bepaalde situatie bijvoorbeeld boosheid èn verdriet. In eerste instantie weet hij niet goed raad ermee. Bij nader inzien blijkt dat hij boos erover is dat hij verdriet voelt. De reactie van boosheid kan hij ervaren als iets waar hij invloed op heeft. Het gevoel van verdriet kan hij waarnemen als iets waar hij geen directe invloed op heeft. Dat inzicht maakt het mogelijk ervoor te kiezen het verdriet te accepteren en daar anders op te reageren dan met boosheid. 

Een ander voorbeeld: iemand is aan het werk, maar merkt dat hij moe begint te worden. Wat is nu het beste om te doen? Accepteren dat moeheid  na verloop van tijd erbij hoort en doorgaan met werken? Of zich richten op uitrusten en accepteren dat het nu even niet meer gaat? 

Zo is het steeds in elke situatie de vraag: wat is de context en wat is je richting? Wat is gegeven en wat staat je te doen? Het ene dien je te accepteren, het andere vraagt om een keuze. 

Wat houdt het in, accepteren wat zich aan je voordoet als een gegeven? Een gegeven accepteer je zodra je het neemt voor wat het is. Je behandelt het dan op een manier die er recht aan doet. Wat je accepteert laat je er zodanig zijn dat je het daarmee bestaansrecht toedicht. Je laat je in elk geval niet leiden door de afwijzing die je kan voelen voor wat je juist wil accepteren. Iets accepteren heeft zodoende twee aspecten: je accepteert wat het is èn dat het er is.

 

 


 

 

Meer lezen?
Deze tekst is afkomstig uit het boek HOE WORD JE WIE JE BENT?
Je kan het bestellen via deze link.