Meteen naar de inhoud

Je verhouden tot jezelf en tot anderen

Algemeen
Je ergens toe verhouden wil zeggen dat je bepaalt hoe iets voor jou ligt. Je schat de dingen op waarde en stelt vast hoe je het ziet en hoe dat het voor jou voelt. Er is geen beleving of ervaring waar je je niet toe kan verhouden. Je kan je bijvoorbeeld verhouden tot de gedragingen van een ander, maar ook tot je eigen gedachten. 

De vaststelling van je verhouding ergens toe bewerkstelligt iets nieuws in je belevingswereld. Zoals het iets nieuws geeft om te kijken naar jezelf of om een keuze te maken voor wat je belangrijk vindt. Voor zover het je lukt je te verhouden tot je omgeving komt deze in een nieuw licht te staan. De gewone voortgaande stroom van denken en voelen wordt doorbroken. Datgene waar je je toe verhoudt grijpt je niet langer aan. In je verhouding ergens toe ervaar je de dingen helemaal vanuit jezelf en dat geeft richting. 

Je verhouden tot jezelf en je omgeving is iets wat altijd mogelijk is. Het gaat echter niet vanzelf. Iets op waarde schatten is een activiteit die inspanning kost. Je moet je ertoe zetten, anders komt er niets tot stand en blijft alles bij het oude. Ook dat is niet anders dan bij het kijken naar jezelf en bij het maken van keuzes.

Om tot een waardeschatting van iets te komen, zal je je van dat iets los moeten maken en je blik naar binnen moeten richten. Innerlijk rustig en vanuit afstand kan je dan observeren wat er in je omgaat. Zoals elders beschreven komt elk beeld, elke gedachte of gevoel, die je vanuit afstand en rust observeert, in een nieuw daglicht te staan. De observatie die je aldus opdoet is iets nieuws en dat geldt ook voor de gevoelens die je daarbij opdoet. Het komt erop aan dit nieuwe beeld te doorgronden en aan de hand van je gevoelens je te realiseren wat jij wil. Je waardeschatting komt zodoende tot stand door, vanuit de afstand die je hebt genomen, je als het ware weer te bewegen naar datgene waartoe je je verhoudt. Je realiseert je dan hoe je ergens tegen aan kijkt en welke wilsrichting je hebt. Met andere woorden je ervaart in je verhouding ergens toe een invalshoek op de realiteit die samenhangt met wat je ten diepste wil. Je waardeschatting ervaar je dan ook niet als willekeurig, maar als passend bij wie je bent. Je verhouding ergens toe is als de constatering van een gegeven dat je actief tot stand brengt.

Iemand ontdekt bijvoorbeeld dat hij zichzelf heeft buitengesloten van zijn huis. Hij kan er nu niet meer in. Onmiddellijk komen er allerlei gedachten en gevoelens bij hem op in de trant van ‘wat ben je toch ook dom!’ Zodra het lukt om rustig te kijken naar zichzelf in deze situatie, kan zich tot zichzelf en de situatie verhouden zoals hij zou doen bij een ander. Bijvoorbeeld ervaart hij in plaats van boosheid nu medeleven met zichzelf, kan hij rustig nagaan wat hier eigenlijk mis ging en wat hij eraan kan doen.  

Een vrije verhouding ergens toe is vanzelfsprekend niet haalbaar zolang je vast zit in stemmingen of gedachten. Je bent en blijft dan in een stroom van belevingen en gedragingen ondergedompeld die je meesleurt. Wat er in die toestand bij je opkomt aan gevoelens en oordelen zegt vooral iets erover hoe je eraan toe bent. Het zegt echter weinig meer over de feiten en ook niet over de persoon die je wil zijn. Daarvoor ontbreken de rust en de afstand.

Het op waarde schatten van je omgeving verloopt helemaal inzichtelijk voor jezelf. Er hoeft er niets onduidelijk te blijven over gevoelens en oordelen die uit jezelf voortkomen. Ze te verhelderen kan evenwel tijd kosten. Een beeld dat je ergens bij kan hebben hoeft niet direct inzichtelijk te zijn. Je ziet iets, maar je weet niet wat. Pas na verloop van tijd zal dan duidelijk kunnen worden hoe je het ziet. Ook kan het aanvankelijk nog een vraag zijn hoe iets voor je voelt en wat dat zegt over wat je wil. Dat zal je bij jezelf moeten aftasten. 

Op zichzelf genomen zijn gevoelens die je ergens bij kan ervaren niet ingewikkeld. In je verhouding ergens toe voel je in de basis sympathie of antipathie. Het is ‘ja of nee’, ‘liefde of haat’, ‘aantrekking of afstoting’. Sympathie en antipathie kan je op eindeloos veel manieren ervaren. Ze kunnen tot uitdrukking komen in verwoordingen als ‘oke of niet-oke’, ‘fijn of niet-fijn’, ‘interessant of oninteressant’ ‘mooi of lelijk’, enzovoort. 

Zoals gezegd komt het er uiteindelijk op aan te beseffen waarom je voelt wat je voelt, waarom het bijvoorbeeld ja of nee is. Tenslotte komt in je sympathie en antipathie tot uitdrukking wat je ten diepste begeert, met andere woorden wat je wilt. Pas als je je dat realiseert is je verhouding ergens toe helemaal helder.

De poging iets op waarde te schatten kan worden gehinderd door emoties die je aangrijpen. Zolang dat zo is, zal je je niet kunnen verhouden. Je emoties staan er tussen en verhinderen een vrije relatie vanuit innerlijke rust.

Bijvoorbeeld, een moeder hoort haar kind geëmotioneerd vertellen dat ze is gepest op school. Ze raakt hier zelf van geëmotioneerd, verdrietig en boos. Het herinnert haar aan vroeger, toen ze zelf werd gepest. Van een rustige inschatting van de toestand van haar kind en van hetgeen ze vertelt is dan geen sprake meer. In deze toestand echter kan ze haar kind niet werkelijk helpen.

Wil je tot een vrije verhouding ergens toe kunnen komen, zal je verder moeten zien te komen met je jezelf: Je emoties, je vroegere ervaringen, je gebruikelijke manieren van doen, enzovoort. 

Zodra je je niet meer kan verhouden, wordt een vrije interactie onmogelijk. Tenslotte kan je niet werkelijk begripvol blijven of onbevangen, als je niet eens meer beseft of je het oke vindt wat er gebeurt, of niet-oke. In je contact met andere mensen maakt het dan ook een essentieel verschil of je je bewust bent van je verhouding tot wat zich voordoet, of niet.

Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat iemand zich verbaal overmeesterd voelt door een ander. “Hij is te sterk met zijn woorden, ik kan er niet tegen op. Aan het eind van het liedje voel ik me gedwongen om overstag te gaan en toe te geven.” Wie dat zegt verliest waarschijnlijk in de omgang met die ander het besef van zijn verhouding tot wat er gebeurt. Hij realiseert zich niet meer hoe het voelt, of het nog wel ‘goed voelt’ wat de ander zegt en waarom dat al dan niet zo is. Misschien beseft hij dat aanvankelijk nog wel, maar laat hij het onder gaan in de woordenvloed van de ander. Hij is voor zijn gevoel beland in een woordenstrijd die je kan winnen of verliezen. Wie echter blijft beseffen hoe de dingen voor hem zijn, zal zich niet hoeven verdedigen. Voor hem is er geen sprake van een strijd.

Een duidelijk voorbeeld van een situatie waarin het er op aan komt om je te verhouden, is een huwelijksaanzoek. Stel dat een vrouw gevraagd wordt door een man om met hem te trouwen. Ze zal bij zichzelf moeten nagaan of ze dat wil. De vraag zal zijn wat ze voelt bij het idee van een huwelijk met hem. Dan kan ze zich realiseren waar ze ja of nee tegen wil zeggen.

Zo kan het doorlopend gaan in het dagelijks leven, niet alleen bij speciale gelegenheden als een huwelijksaanzoek. Het is steeds mogelijk om in je verhouding ergens toe je te realiseren hoe je iets ziet en waarom je daarbij een ‘ja’ voelt of een ‘nee’.  

Een lastig iets om je toe te verhouden zijn je eigen gedachten en gevoelens. Doordat gedachten inhoudelijk ergens over gaan, kan je ze als fenomeen uit het oog verliezen. Als je een bepaalde gedachte denkt, vergeet je vanzelf dat die gedachte op zichzelf ook iets waar je naar kan kijken en je toe verhouden. Het beleven van een gedachte voltrekt zich aan je; het je verhouden tot een gedachte kan alleen helemaal vanuit jezelf tot stand komen.

Bijvoorbeeld vindt iemand het erg stom van zichzelf dat hij een bepaalde fout heeft gemaakt. Pas wanneer hij rustig en vanuit afstand kan kijken naar de gedachte dat hij erg stom is geweest, kan hij tot een nieuwe verhouding ertoe komen. Hij zal misschien tot het inzicht komen, dat dit wel een erg onaangename gedachte is die je niemand gunt; en zeker niet jezelf.

 

Samengevat: Zodra het lukt om je ergens van los te maken en in jezelf vanaf een afstand te bekijken en te bevoelen wat er in je omgaat, kan je er een vrije verhouding toe ontwikkelen. Je kan gaan beseffen hoe je iets ziet en hoe dat iets voor je aanvoelt en waarom dat zo is. Door je te verhouden tot de dingen zie je ze in een nieuw helder licht en voel je richting.

 

Je verhouding ergens toe laat zich niet verantwoorden

In je verhouding ergens toe word je je bewust ervan hoe de dingen voor jou op dat moment liggen. Het is dan ook zinloos om je verhouding ergens toe ter discussie te stellen – of te laten stellen. Je verhouding ergens toe valt niet te verantwoorden, want ze is iets wat je constateert. Je kan niet echt verantwoorden welke indruk iets op je maakt en wat het bij je heeft opgeroepen.  

Stel, een vrouw wijst het huwelijksaanzoek van een man af. Ze heeft een beeld bij wat hij haar voorstelt en hoe ze daar tegenover staat. Het past eenvoudig niet om haar ter verantwoording te roepen hierover. Ze ziet en voelt het nu eenmaal op een bepaalde manier. Hooguit zou ze haar antwoord kunnen toelichten. Zo is het in feite bij alles waar iemand een verhouding toe aangaat. Je kan het wel proberen uit te leggen, maar het is aan de ander om het te begrijpen.

In je verhouding ergens toe zeg je niet hoe iets is, je zegt alleen hoe het voor jou is. Je stelt vast dat je ergens bepaald beeld van hebt en hoe dat beeld voor jou in elkaar steekt. Ook je gevoel daarbij overkomt je tot op zekere hoogte. Ze is de uitwerking van wat je onwillekeurig ten diepste wil; van een verlangen of wilsrichting waarmee je verbonden bent. Je hebt niet alleen dat verlangen, je bent dat ook. Zo voel je jezelf tot uitdrukking komen in je verhouding ergens toe; en wie je bent kan je nu eenmaal niet verantwoorden. Het is aan jou om je verhouding ergens toe te communiceren, maar aan de ander om dat te respecteren. 

 

Hoe je iets ziet en of je een ‘ja’ of een ‘nee’ ergens bij ervaart, is geen willekeurige eindconclusie van een redenering of het gevolg van een onbestendig gevoel. Het is de vaststelling van een uitgangspunt. Je verhouding ergens toe is als de grond onder je voeten. 

Daarom is het essentieel voor je functioneren om je steeds opnieuw te realiseren hoe je je op dat moment verhoudt tot jezelf en je omgeving.

Een uitgangspunt is ook weer geen eindpunt. Je kan nadenken over de dingen en daardoor kunnen deze in een ander licht komen te staan. Gedrag van een collega dat je irriteert, kan je misschien beter hebben zodra je beseft dat hij een moeilijke periode doormaakt. Dat maakt zijn gedrag op zichzelf genomen echter nog niet prettig. 

Dingen zijn doorgaans complex. Je zal dus al snel ergens een gedifferentieerde verhouding toe kunnen ontwikkelen. Misschien waardeer je het dat iemand je een huwelijksaanzoek heeft gedaan, maar zeg je toch echt nee. Je kan ook bijvoorbeeld iemand in het algemeen aardig vinden, maar bepaald gedrag van die persoon niet zo aardig. Iemand kan je aandacht trekken op een manier die je vervelend vindt, ook al heb je begrip voor de behoefte aan contact van die ander. Je kan verdriet voelen bij een afscheid en tegelijkertijd opwinding voelen over het avontuur dat op je wacht. De dingen hebben doorgaans meerdere kanten. Zo kunnen allerlei verschillende gevoelens en beelden in je omgaan bij een enkele gebeurtenis. De complexiteit van dingen en de veelheid aan gedachten en gevoelens die je ergens bij kan hebben, neemt evenwel niet weg dat het steeds mogelijk is om heel precies te onderscheiden wat je waar bij ervaart.

 

Verhoudt je je werkelijk? 

Het is niet steeds eenvoudig om te onderscheiden of je je ergens rustig toe verhoudt, of integendeel juist opgaat in een bepaald gevoel of een bepaalde gedachte. Toch komt het erop aan dat onderscheid te maken. 

 

Het maken van onderscheid tussen een rustige verhouding en een opgewonden toestand wordt doorgaans moeilijk bij hoog oplopende spanning. Voor iedereen geldt dat de spanning zo hoog kan oplopen dat je de persoon achter het gedrag uit het oog verliest. De feiten lijken dan voor zichzelf te gaan spreken. Het lijkt dan alsof het gedrag van de ander (of van jezelf) het enige is wat er nog toe doet. Wat uiterlijk zichtbaar is, is tevens de essentie. Het is niet meer relevant of de ander misschien iets heel anders bedoelt met zijn gedrag dan het lijkt. Zijn dilemma’s doen er niet meer toe. De feiten zijn nog het enige wat telt en die spreken voor zich. De ander verdwijnt als het ware uit beeld. Zijn gedrag zegt alles, is de enige factor die er nog toe doet.

Bijvoorbeeld ervaart iemand een gevoel van nood en verwacht hulp van een ander. Hij vraagt hem daartoe om geld. Nu blijkt echter die ander niet aan die verwachting te voldoen. Hij geeft niets. Dat kan onder invloed van hoge spanning ervaren worden als een volkomen duidelijk geval van trouweloosheid. Die interpretatie kan schijnbaar voor zichzelf spreken. Wat de overwegingen zijn van die ander om niet zijn geld weg te geven, is niet meer relevant. Een vrije verhouding tot de ander is dan ver weg. Het is echter niet eenvoudig om dit in te zien wanneer je in zo’n opwindingstoestand bent verzeild geraakt. Het komt er dan op aan jezelf te hervinden in de toestand waarin je verwachtingen bent gaan koesteren.

Aan ander voorbeeld. Iemand bespeurt in de nabijheid van een valse hond plotseling bij zichzelf angst, wat hij terecht opvat als een signaal voor reëel dreigend gevaar. Het is echter goed mogelijk dat die persoon meent dat hij overdrijft en de hond toch gaat aaien. Met alle gevolgen van dien. Een ander daarentegen beleeft angst bij een onschuldig schoothondje, getraumatiseerd als hij is door een eerdere beet van een werkelijk valse hond. Vervolgens loopt hij met een grote boog om het keffertje heen.

In je verhouding tot jezelf kan je je eigen opvoeder worden

Het is een essentieel onderdeel van de opvoeding van kinderen om hen te leren een vrije verhouding tot de dingen te vinden. Een kind kan aanvankelijk niet anders dan emotioneel op te gaan in zijn omgeving. Bijvoorbeeld, een kind valt. Het heeft pijn, schrikt van het bloed, is hier helemaal vol van. Zijn moeder daarentegen verhoudt zich, idealiter tenminste, tot die situatie vanuit rust. Ze opent zich voor het kind in zijn angst, troost het op kalmerende wijze en helpt het zo zich tot de situatie te verhouden. Ze zou kunnen zeggen dat het niet fijn is om bloed te hebben, maar dat het gelukkig vanzelf wel over zal gaan. Een ander voorbeeld: Een kind gaat te ver in zijn baldadigheden. Zijn moeder reageert rustig begrenzend. Ze wijst het kind niet af, maar wel zijn gedrag. Eventueel is ze bereid om uit leggen waarom iets niet mag, maar ze is niet van plan om die grens te verantwoorden tegenover haar kind. 

Zo ook kan een volwassene zijn eigen opvoeder worden door dingen vanuit rust op waarde te schatten. Iemand vindt het bijvoorbeeld vreselijk dat een bepaald project is mislukt. Hij is boos op zichzelf vanwege die mislukking. Vanuit een rustige taxatie van de situatie realiseert hij zich wellicht dat het niet fijn voor hem is dat dat project niet is gelukt; dat het evenwel bij nadere beschouwing ook niet de verschrikkelijke ramp is die hij er aanvankelijk in zag. Een ander voorbeeld: Iemand gaat er nogal makkelijk mee om dat hij soms een ander laat wachten op een afspraak. Tot hij zichzelf en de situatie vanaf een afstand overziet en zich dan realiseert dat zijn gedrag niet bepaald sympathiek is. Andersom is het ook mogelijk dat iemand zichzelf enorm verwijt dat hij te laat is voor een afspraak. Tot hij zich realiseert dat hij het ook niet heel erg vindt als een ander een keer te laat is en deze inschatting deze keer ook voor hem mag gelden.

 

Ook tot je eigen gedachten kan je je op helpende wijze verhouden. Dat dat mogelijk is kan je makkelijk over het hoofd zien. De inhoud van een gedachte leidt af. Iemand die door een gedachte in beslag wordt genomen, vergeet dat hij in beslag wordt genomen door gedachten. Een voorbeeld. Iemand heeft een sterk negatief beeld over zichzelf. Dit beeld gaat gepaard met boosheid: Hij is boos op zichzelf dat hij is zoals hij is. Nu lukt het hem te gaan kijken naar zichzelf, naar zijn boosheid en negativiteit jegens zichzelf. Dìt beeld kan iets nieuws oproepen. Misschien ervaart hij mededogen met zichzelf, omdat hij zo wordt gekweld door zulke negatieve, onaangename belevingen. Een ander voorbeeld. Iemand herinnert zich plotseling een bepaalde gebeurtenis. Deze herinnering neemt hem helemaal in beslag en roept allerlei emoties bij hem op. Pas wanneer het hem lukt om vanuit een afstandje te kijken ernaar hoe naar het voor hem is om zich die dingen te herinneren, kan hij weer tot zichzelf komen.

 

Je verhouden – Oefening

Het doel van deze oefening is om een nieuwe, helpende verhouding te vinden tot situaties en tot wat in je omgaat. 

De oefening kan je voor jezelf doornemen.

Stel je een bepaalde situatie voor waar je moeite mee hebt. 

Welke oordelen komen bij je op

  • over jezelf?
  • over de situatie
  • over eventuele anderen in die situatie?

Stel je voor dat niet jijzelf, maar een ander in jouw schoenen staat in die situatie.

Wat komt er nu bij je op?

  • Hoe vind je dit voor die ander? Wat zou je zeggen tegen die persoon?
  • Hoe taxeer je die situatie? 
  • Hoe kijk je aan tegen het gedrag van eventuele anderen?

De hamvraag is nu: Is deze kijk op jezelf en op de situatie niet ook van toepassing wanneer het jezelf betreft?

Stel jezelf weer voor in de situatie waarmee je moeite hebt. 

Welk gevoel en welke gedachte zijn er om bij jezelf toe te laten?

Wat komt er nu bij je op?

  • Hoe vind je dit voor die ander? Wat zou je zeggen tegen die persoon?
  • Hoe taxeer je die situatie? 
  • Hoe kijk je aan tegen het gedrag van eventuele anderen?

De hamvraag is nu: Is deze kijk op jezelf en op de situatie niet ook van toepassing wanneer het jezelf betreft?

Stel jezelf weer voor in de situatie waarmee je moeite hebt. 

Welk gevoel en welke gedachte zijn er om bij jezelf toe te laten?