Ga naar de inhoud

complexiteit in het Zorgprestatiemodel

In het Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ worden categorieën van complexiteit onderscheiden. Voor psychiaters geldt in het geval van complexere problematiek en zorg een hoger tarief dan bij mij minder complexere zorg en problematiek. Hieronder zijn de de relevante passages uit het Landelijk kwaliteitsstatuut overgenomen.

 

Complexiteit

De complexiteit van een bepaalde situatie hangt af van zowel de complexiteit van de problematiek als van de complexiteit van het zorgaanbod. Omdat interacties tussen problemen en interventies in wisselende mate op de voorgrond kunnen staan, is complexiteit daarbij een relatief begrip. Door een heldere categorisering van complexiteit te formuleren op het vlak van de aard van de problematiek en de aard van het zorgaanbod, kan voorkomen worden dat situaties onterecht in een te zware categorie komen.

Bij onderstaande omschrijving wordt ervan uitgegaan dat in principe alle zorg in de GGZ in meer of mindere mate complex is, maar onderscheid gemaakt kan worden tussen laagcomplexe en hoogcomplexe problematiek en zorgaanbod. Belangrijk daarbij is dat de complexiteit van de problematiek en zorgaanbod in de loop van een zorgproces kan veranderen.

2.4.2.1 Complexiteit van problematiek

Op het vlak van complexiteit van problematiek wordt onderscheid gemaakt tussen laagcomplexe en hoog- complexe problematiek.

  1. Laagcomplexe problematiek
    Bij laagcomplexe problematiek gaat het over psychische problemen waarbij na zorgvuldig ontrafelen goed is te doorzien welke behandeling of begeleiding nodig is. Er kunnen meerdere problemen spelen, maar de interactie tussen die problemen staat niet op de voorgrond. Standaarden helpen voldoende om na een grondige probleemanalyse te bepalen wat het best passende zorgaanbod is.
  2. Hoogcomplexe problematiek
    Bij hoogcomplexe problematiek gaat het over vaak ernstige psychische problemen waarbij het niet direct duidelijk is welke behandeling of begeleiding nodig is. Vaak spelen er meerdere psychische problemen, al dan niet met somatische of psychosociale multimorbiditeit, waarbij de interactie tussen die problemen of de ontwrichtende impact van de problemen op andere levensgebieden op de voorgrond staat. Standaarden helpen onvoldoende om na de probleemanalyse te bepalen wat het best passende zorgaanbod is.

 

 

Complexiteit van zorgaanbod

Op het vlak van complexiteit van het zorgaanbod wordt onderscheid gemaakt tussen laagcomplex en hoog- complex zorgaanbod.

  1. Laagcomplex zorgaanbod
    Bij laagcomplex zorgaanbod gaat het over eenduidige vormen van behandeling of begeleiding, waarbij het beloop redelijk voorspelbaar is. Vaak gaat het over monodisciplinaire interventies van beperkte duur, maar dat hoeft niet altijd. Een laagcomplex zorgaanbod kan ook multidisciplinair en van lange duur zijn, als het beloop redelijk voorspelbaar is. Denk bijvoorbeeld aan een aanvankelijk hoogcomplex zorgaanbod, dat in een stabiele fase komt.
  2. Hoogcomplex zorgaanbod
    Bij hoogcomplex zorgaanbod gaat het over interventies die van dynamische aard zijn, waarbij het beloop niet goed voorspelbaar is. Vaak gaat het om multidisciplinaire interventies van langere duur, die met elkaar interacteren en die voortdurend een adaptief leervermogen vergen. Opname kan daarbij noodzakelijk zijn.

2.4.2.3 Categorieën van complexiteit van situaties

Op basis van de hierboven beschreven mate van complexiteit van problematiek en zorgaanbod is onder- staande indeling gemaakt, waarbij de crisissituatie (categorie D) een extra categorie is.

  1. Categorie A
    In deze categorie gaat het om situaties waarbij zowel de problematiek als het zorgaanbod laagcomplex zijn (zie hierboven). Denk hierbij aan een depressieve stoornis waardoor iemand is uitgevallen op zijn werk en psychotherapie wordt gegeven, soms in combinatie met medicatie, om weer te herstellen.
  2. Categorie B
    In deze categorie gaat het om situaties met hoogcomplexe problematiek en een laagcomplex zorgaanbod (zie hierboven). Het kan ook gaan om situaties waar hoogcomplexe problematiek aanvankelijk een hoogcomplex zorgaanbod vereiste, maar waar de situatie na verloop van tijd enigszins is gestabiliseerd, en het zorgaanbod een redelijk voorspelbaar beloop krijgt. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij het zorgaanbod aan de patiënt/cliënt van een FACT-team in stabiel vaarwater is gekomen.
  3. Categorie C
    In deze categorie gaat het om situaties met hoogcomplexe problematiek en een hoogcomplex zorgaanbod (zie hierboven). Denk hierbij aan ernstig ontregelde patiënten/cliënten waarbij opname noodzakelijk kan zijn, waarbij gezamenlijk in een multidisciplinair team iteratief gezocht moet worden naar de best passende interventies en waarbij regelmatig bijgestuurd moet worden. Ook langer durende onvrijwillige of verplichte zorg kan hier onder vallen.
  4. Categorie D
    In deze categorie gaat het om crisissituaties waarbij direct situatief-reactief handelen vereist is, vaak
    op meerdere gebieden en door meerdere personen. Voorbeelden zijn een acute suïcidale crisis of een psychotische decompensatie met acute impact op andere levensgebieden of met gevaar. De vereiste zorg is vaak complex, past vaak niet in protocollen, vereist de juiste afweging en deskundige inschatting van risico’s.